Huizen en Hoven: Singel

Vier jaar heb ik gewerkt op de Rijksakademie. Het was de leukste baan die ik heb gehad. We zaten in de dependance, weg van het statige hoofdgebouw, iets verder terug op de Stadhouderskade. Ik had daar mijn eigen koninkrijk, werd op handen gedragen en kon bijna doen en laten wat ik wilde, zolang ik de tent maar draaiende hield. Het gebouw was een lange diepe pijpenla, met ik weet niet hoeveel werkplaatsen en ateliers. We waren daar met drie afdelingen, ‘momententale kunsten’ (beeldhouwen e.d.), ‘visuele communicatie’ (fotografie en video) en ‘grafiek’. Ik werkte voor die laatste afdeling en daar waren dankzij de vrijgevochten ideeën van hoofd Pieter Holstein weinig mensen ècht (alleen maar) met grafische kunsten bezig. Pieter wilde dat er ‘out of the box’ werd gedacht. Hij stimuleerde mensen te gaan schilderen, fotograferen, filmen en alles behalve etsplaatjes krassen. Die werden overigens ook nog gewoon gemaakt, net als prachtige zeefdrukken en litho’s. Ook boekjes waren gewild. Er was een huisdrukkerij met een prachtige ouderwetse drukpers, waar we veel gebruik van hebben gemaakt. Ik heb nog steeds een koffer vol met herinneringen aan die tijd, uitpuilend van de kunstwerken en -boeken. En mijn hoofd zit nog steeds vol met dierbare herinneringen aan iedereen die ik daar heb leren kennen en alle bijzondere plekken waar ik met hen geweest ben.

Intussen werd de Goudsbloemstraat toch wel erg klein. Hoewel nog steeds erg knus, in een buurt waar ik veel vrienden had wonen, met wie we vaak zondagochtend gezamenlijk ontbeten. Maar er zaten ook wel wat nadelen aan. Ik had een gestoorde bovenbuurvrouw, die bij tijd en wijle met haar meubels begon te gooien, het liefst ’s nachts. Ook had ik het eerste jaar erg veel last van hijgers (!) Ik weet niet hoe ze het deden, maar het leek wel alsof ze, net als bij een kinderpornonetwerk, de ‘leukste’ telefoonnummers met elkaar uitwisselden. Ook dat gebeurde weer vaak ’s nachts en ik vond het behoorlijk verontrustend. Uiteindelijk heb ik met een speciale telefoondienst gebeld, die mij aanraadde een geheim nummer te nemen. Het werd daarna wel stil, maar ik vond het toch een beperking in mijn persoonlijke vrijheid om daartoe gedwongen te worden.

Ik had een erfenis gekregen. Dat was natuurlijk het moment om naar een eigen huis te gaan uitkijken. Ik nam een makelaar in de hand en we hebben tientallen huizen in de binnenstad bekeken. Het mooiste dat ik me nog herinner was een pand op de Rechtboomsloot. Eeuwenoud en met restanten van een in het huis ooit aangelegde botenloods nog zichtbaar. Vroeger hadden sommige huizen aan de grachten  inhammen, als een soort ‘parkeergarage’ voor de vrachtscheepjes. Ik werd accuut verliefd op dat huis, maar er waren helaas een aantal wachtenden voor mij, dus dat ging aan mijn neus voorbij. Ik heb daarna nog veel griebuswoningen gezien, maar op een dag zat ik bij de makelaar toen hij een telefoontje binnenkreeg dat een woning op het Singel 140 net was aangemeld. Dát wil ik zien, riep ik meteen. Ik kende het huis omdat een goede vriend van mij daar woonde in het achterhuis en ik het een van de mooiste grachtenpanden van Amsterdam vond.

En het bleek betaalbaar! Voor 180.000 gulden kon ik op de eerste verdieping 100 vierkante meter kopen. Daar hoef je nou niet meer mee aan te komen… Hoewel ik van de schrik nog maanden wachtte met verhuizen (een erfenis doet rare dingen met je psyche, je hebt het namelijk niet ‘verdiend’!), kreeg ik uiteindelijk een nodige schop onder de kont en vertrok ik in het voorjaar van 1986 naar de eerste verdieping van Singel 140. Het was een kale ruimte, met twee grote kamers en een ‘nat blok’ in het midden. Je liep door de voordeur recht op de open keuken af. Rechts was de woonkamer en links de slaapkamer. Aan de achterkant van de keuken was de badkamer. Twee grote hoge ramen keken uit op de gracht en de woonboten maakten allemaal een fotostop voor ‘het huis van Frans Banninck Cocq, schout bij nacht en afgebeeld op Rembrandt’s Nachtwacht’.

Vele jaren later heb ik mijn zoon nog gefotografeerd op het stoepje.

Van binnen was alles  heel bescheiden ingericht en eigenlijk niet echt af. Ik heb honderden verbouwingsplannen gemaakt, waarvan de leukste van een vriendin kwam, om de badkamer te verhogen, de keuken eronder te schuiven en vanuit het ligbad via een raampje naar de woonboten op de gracht te zwaaien. Maar uiteindelijk beviel het me bijzonder goed, zo’n kale ruimte. Ik zette mijn buro bij het raam, ik kocht een Lundia kast voor mijn boeken en een mooie lange gestileerde zwarte tafel en zitbank. In de achterruimte plempte ik een klerenkast en een groot bed, dat volledig verdween in de zee van ruimte. Mijn kat Mickey en zijn nieuwe maatje Gijs gingen natuurlijk ook mee. Zij konden via het altijd enigszins geopende slaapkamerraam naar het dakterras waar de kattenbak stond. Daar had ik ook mijn strandstoel gezet en genoot ik van elk moment dat er zon was.

Na 4 jaar stopte ik met werken bij de Rijksakademie, die na de reorganisatie haar nieuwe formele jasje begon aan te trekken. Het vooruitzicht vond ik niet aantrekkelijk. Veel tussenmanagers, met hun bijbehorende formulieren in veelvoud, werden aangesteld en een grote verhuizing met samensmelting van alle afdelingen dreigde er aan te komen in de toekomst. Ik kan nooit goed werken in geoliede bedrijven, ik hou van kleine chaos en het uitblijven van burocratie. Bovendien was ik moe, erg moe van het organiseren van andermans levens, terwijl mijn eigen in puin lag, en na overleg met de directeur kon ik eervol ontslag krijgen in het kader van het de reorganisatie. En zo kwam ik in de wachtgeldregeling. En na twee jaar nog eens in de ‘plaatsvervangende wachtgeldregeling’! Dit was natuurlijk geweldig, ik hoefde me over geld geen zorgen te maken. Ik reisde me suf in het begin, genietend van mijn pasverworven vrijheid. Maar iedere keer als ik weer thuis kwam sloeg de werkelijkheid me steeds harder om de oren. Ik kwam mezelf tegen. Au! Ik worstelde er wat op los en werd op een gegeven moment dan ook officiëel depressief verklaard. De anti-depressiva gaven wat ruimte maar er moest daarnaast nu toch echt eens hard gewerkt worden aan een verbetering. Ik werd een gevaar voor mijzelf en mijn omgeving, ik klaagde en zuchtte wat af, werd onophoudelijk verliefd op de verkeerde mannen en deed alles behalve ècht in mijn ziel kijken. Ik wist namelijk niet precies waar die lag, in tegenstelling tot mijn navel, die wist ik wel steeds feilloos te vinden…

Een Reactie op “Huizen en Hoven: Singel

Geef een reactie op boveld Reactie annuleren