Huizen en Hoven: Oude IJsselstraat

Ons eerst echte huis lag in de Amsterdamse Rivierenbuurt, de buurt voor de would-be-chique van Amsterdam. Je woont daar vlakbij de stinkrijke Apollobuurt (ook wel de Goudkust genoemd), maar dan net aan de ‘verkeerde’ kant van de Amstelkade. Gebouwd in de jaren ’20 en ’30 maakte het deel uit van het Plan Berlage; de Rivierenbuurt was gebouwd voor de middenklasse. Hoe dichter je bij de Apollobuurt woonde, hoe chiquer en duurder de huizen.

Wij gingen ergens in een achteraf straatje wonen, in de Oude IJsselstraat 1”’. Maar wat een luxe vergeleken bij ons rattennest! We hadden een woonkamer, best ruim met veel ramen, daarnaast een slaapkamer met balkon naar de gesloten binnentuinen, zo typerend voor die wijken daar. Een aparte keuken, niet groot maar wel compleet, met ook een eigen deur naar het balkon toe. En voor het eerst in ons samenwonen hadden we een heuse badkamer met douche. Geen badhuizen meer nodig, geen dagelijks gepoedel meer in het keukenaanrecht, gewoon je eigen douche. Geweldig!

Na een aantal maanden gewerkt te hebben in een platenzaak in de Leidsestraat, die voor de zomer plaats moest maken voor een Italiaanse  ijssalon, had ik weer een nieuwe baan gevonden via het uitzendburo. Dit keer werkte ik op de administratie van Meulenhoff-Bruna (later Aldipress), een boeken- en tijdschriften-distributiebedrijf, dat kantoor hield op Schiphol-Oost, in de Haarlemmermeer. Een vaste aanstelling lag binnen handbereik; na het voltooien van de contractplicht met het uitzendburo werd ik dan ook ik vaste dienst genomen. Intussen had ik mijn eerste autootje aangeschaft. Nieuw, zoals je dat in die tijd werd aangeraden, en op afbetaling. Een echte hemelsblauwe Citroën Dyane-6. Daarmee kon ik elke dag naar mijn werk rijden.

Lucio had inmiddels geen werk, er werd strenger gecontroleerd op illegalen bij de bedrijven en hij zat zich thuis maar een beetje op te fokken. Om maar wat te doen te hebben struinde hij de buurt af en nam van alles wat hij bruikbaar achtte van de vuilnis mee. Zo hadden we samen met de spullen uit mijn ouderlijk huis binnen no time een heel interieur. Van houten schotten die hij vond timmerde hij een boekenkast in elkaar. Het waren volgens mij oude pallets, want het hout was zo grof en ongeschuurd als maar kon. Maar met een likje bruine verf erover viel dat niet zo op. Ook timmerde hij een ombouw voor ons bed van datzelfde groffe hout. Dat was wat minder aangenaam, dus toen we de rieten vloertegels (yak!) kochten, namen we er een stel extra mee om het bed te bekleden.

De jaren’70 stonden niet bepaald bekend om hun smaakvolle (of hygiënische!) interieurs. Schrootjespanelen, bruinige tapijtjes, planten tussen de gehaakte gordijntjes in de vensterbanken, véél planten, het liefst citroenmelisse (stekt zo makkelijk), klimop of sanseferias en een ‘gatenplant’ in de hoek van de kamer. En ik ging wel eens naar een kapper, die me dan gruwelijke permanentjes aanraadde én inzette..

Nu we dan eindelijk compleet ingeburgerd waren gingen we ook wat meer socialiseren. Lucio had inmiddels veel medeportugezen, de meesten ook uit de Alentejo,  leren kennen en we begonnen steeds vaker af te spreken met zijn portugese vrienden en hun bijbehorende nederlandse vriendinnen. Ik had in die tijd veel vriendinvannen met zeer uiteenlopende karakters, maar wonderbaarlijk genoeg konden we het, waarschijnlijk ook wel noodgedwongen, goed met elkaar vinden. Er werd gepraat, gerookt, gegeten, gedronken en vooral veel gezongen in die tijd. De gitaar stond altijd klaar en dan barstte de nostalgische samenzang, zo typerend voor de Alentejo, in alle toonaarden los. Bijna niemand van de vriendinvannen sprak portugees, maar we vonden het een boeiende taal om naar te luisteren. En naarmate we langer met elkaar omgingen begrepen we ook steeds beter waar ‘de jongens’ het over hadden.

We wilden nu, als brave burgers, ook een huisdier. Geen hond, dat was maar niks op een flat, dus we zochten een poes. Geen van beiden had ooit huisdieren gehad, dus we waren wat angstig, maar ik was meteen helemaal verkocht. Ik ben sindsdien ook bijna nooit meer poezenvrij geweest. De eerste was Elsa, een aanhalig tijgertje met een grote brede neus en een oranje vlekje op haar hoofd. Toen zij wat groter werd wilden we natuurlijk jonkies en zochten een vriendje voor haar. Helaas ging er van alles mis bij de bevalling waardoor ze zelf op het nippertje nog overleefde, maar geen kleintjes had en ook nooit meer kon krijgen. Haar jammerlijke gezoek door het huis was hartverscheurend, dus we zochten met spoed een jong katje voor haar, ter vervanging. Het werd Mickey. En deze kater heeft mij ruim 14 jaar lang overal gevolgd. Het was een bijzonder slim beestje, met wat siamees bloed, wat zijn karakter bepaalde. Hij was weliswaar mijn baasje, maar we hebben het heel lang goed gehad samen.

Lucio begon intussen behoorlijk wanhopig te worden door zijn situatie. Geen werk en geen papieren zorgden voor minder eigenwaarde. Hij had woedeaanvallen en werd steeds somberder.  Maar toen kwam ineens een Generaal Pardon in zicht voor illegalen in Nederland. Het gonsde rond en iedereen die niet de politieke vluchtelingenstatus had, en daarmee toen nog (!) automatisch zijn verblijfsvergunning had gekregen, begon weer hoop te krijgen.

Er waren een aantal voorwaarden aan verbonden. Er moest aangetoond kunnen worden dat je al meer dan 5 jaar in Nederland was, dat je gewerkt had én – dat was voor de meesten een struikelblok – je moest een werkgever hebben of vinden die jou in dienst wilde nemen en die voor jou garant wilde staan. Ik werkte al een tijd op het kantoor bij Meulenhoff. Het was een kleine afdeling, het kantoor grenstte d.m.v. wat glazen wanden met een deur aan het magazijn. Iedereen kende elkaar en de sfeer was goed. Er was veel contact onderling en daardoor durfde ik het aan om de magazijn meester te vragen of hij niet een plek vrij kon maken voor Lucio. Dit werd met de directie besproken en uiteindelijk werd beslist dat hij in dienst mocht komen, mits hij legaal zou zijn. Het was een heel spannende periode om alles rond te krijgen. Soms leken we verstrikt in een Kafkaiaans toneelstuk met veel kastjes en muren. Maar uiteindelijk, na heel veel vernederende bezoekjes aan de vreemdelingenpolitie aan de Marnixstraat, kreeg hij dan eindelijk zijn lang gewenste verblijfs- en werkvergunning. En we begonnen samen naar ons werk te rijden. Lekker tuttig!

– wordt vervolgd –

9 Reacties op “Huizen en Hoven: Oude IJsselstraat

  1. Lies, en prachtig beschrijving van de toen, werkelijkheid. Voor wanneer een boek?! jou gevoel voor de leteren lat zich gelden. Denke mar over naar. Groeten uit de Land van de wijzende vinger!!!.

  2. Pingback: Geboren in Vreeswijk | Carels uitingen·

Plaats een reactie